Rechten foto: Onderduikersmuseum De Duikelaar
Het is nauwelijks voor te stellen: maandenlang of zelfs jarenlang onderduiken in een huisje van nog geen vijftien vierkante meter. Onder de bedstee een benauwde ruimte om je te verstoppen voor de vijand. Met alleen Radio Oranje om nog een beetje contact te hebben met de buitenwereld.
Nog maar zo’n tachtig jaar geleden was dat de realiteit tijdens de Tweede Wereldoorlog. En vanaf vandaag kun je die realiteit van zo dichtbij mogelijk beleven in het nagebouwde huisje in het onderduikmuseum in Nieuwlande. Volgens voorzitter Jan Dontje was deze expositie al jaren een vurige wens.
Radio Oranje
“We hadden altijd te weinig ruimte om zoiets te bouwen”, legt Dontje uit. “Maar recent hebben we extra ruimte kunnen kopen. Dat bood direct mogelijkheden.”
Bovendien is er ook geen betere manier om de impact van onderduiken inzichtelijk te maken, vindt Dontje. “Voor heel veel mensen is het lastig om een beeld te vormen van de geschiedenis. Maar hier zie je hoe klein de ruimtes waren in zo’n huisje”, gaat Dontje verder. “Als enige gezelschap Radio Oranje en je oma; niks meer en niks minder. Teruggebracht op jezelf met een hele boze buitenwereld om je heen.”
De geschiedenis die het museum vertelt, grijpt je aan, maar tegelijkertijd is het een plek van hoop, vindt Dontje. “Want alle mensen die in dit dorp hebben ondergedoken hebben het overleefd. In de meeste situaties is dat heel anders”, verduidelijkt hij.
(Tekst gaat verder onder foto)
Nog meer plannen
Een aantal kinderen mocht vanmiddag als eerste het huisje bekijken, maar juist ook voor volwassenen is deze ervaring interessant. “Het roept veel herinneringen op bij oudere mensen”, ziet Dontje. “Ze zien de pakjes sodazeep of de oude spulletjes van vroeger. Dus daar beleven ze minstens zoveel plezier aan als de kinderen”, lacht Dontje.
De expositie is vanaf vandaag voor iedereen te bezoeken. Voor later in het jaar zijn er nog meer plannen, want ook het museumgebouw zelf wordt onder handen genomen. “We houden dit oude schoolgebouw van buiten in ere, maar aan de binnenkant moet het meer de allure krijgen van een museum.”