Rechten foto: Albert Metselaar
Burgemeester Karel Loohuis van Hoogeveen heeft gisteren tijdens een herdenking in de voormalige Joodse synagoge afstand genomen van zijn voorganger Jetze Tjalma. Uit onderzoek bleek dat Tjalma als burgemeester tijdens de Tweede Wereldoorlog niet genoeg deed om Joodse inwoners te beschermen. “Waar was de burgemeester die zijn inwoners beschermt? Tjalma heeft de Joodse inwoners geen bescherming geboden. Hij heeft de opdracht zelf uitgevoerd omdat zijn ambtenaren het niet wilden doen”, zei Loohuis.
Vorig jaar nog werd Tjalma het ereburgerschap officieel ontnomen. Al in mei 1940 stelde hij een lijst op met persoonsgegevens van Joodse inwoners van Hoogeveen, die later door de bezetter werd gebruikt voor de vervolging. Uit het onderzoek bleek dat Hoogeveen de eerste gemeente was die dit deed. “Waar lag de ethische afweging? Waar was de verbinding met jullie, de Joodse inwoners van Hoogeveen? Is er contact geweest met de rabijn of de Joodse gemeenschap? Als burgemeester, maar ook als medemens richt ik mij met schaamte tot u”, sprak Loohuis.
Tijdens de herdenking werd stilgestaan bij het feit dat in 1941 Joodse inwoners van Hoogeveen zich op 2 oktober moesten melden op het marktterrein. Vanaf daar werden ze afgevoerd naar kamp Westerbork. Slechts een enkeling kon op tijd onderduiken.
Na de oorlog bleef Tjalma tot 1958 burgemeester van Hoogeveen.